Openingstoespraak

Openingstoespraak uitgesproken door notaris J. Zwamborn op l september 1931, ter gelegenheid van de opening van het vacantietehuis voor verpleegsters “Huize Beukenstein” te Laren bij Lochem.

Dames en Heren!

Het is een aangename plicht U welkom te heten op Beukenstein, in wiens geschiedenis de eerste september 1931 een hele omkeer teweeg brengt.
In 1918 gesticht door de heer Wolterus Dull, die er met zijn moeder, mevrouw de weduwe Mr Dull slechts 10 jaar heeft mogen wonen, had dit huis nog nimmer zo’n groot gezelschap binnen zijn muren. Ge zult begrijpen, dat het een eer en groot genoegen is, zoveel succes te mogen hebben op de gezonden uitnodigingen.

Allen die hier zijn gekomen, weest, zonder uitzondering, hartelijk welkom in dit grootse landhuis, tot voor kort de glorie en trots van zijn stichter, die zich over de bestemming hiervan al jaren geleden moet hebben uitgelaten, zonder evenwel ertoe te komen het plan uit te voeren. Wel had hij gezorgd voor de begrafenis van zijn moeder, door in het jaar 1927 te kopen van de gemeente Arnhem een graf no 222, waar hij een kelder liet metselen en ook al vast een kist voor haar bestelde; kortom, alles in orde was voor (de dood) zijn oude moeder, toen hem de dood op Zondag 18 augustus 1929 verraste.

Hij werd geboren te Baarn, 1 mei 1870, liep te Arnhem het gymnasium af en wijdde het grootste deel van zijn leven aan de jacht, waarvan dit huis tot voor kort de schitterende trofeeën herbergde. Zijn kort huwelijk was niet gelukkig en bleef kinderloos. In zijn leven is een vreselijke tijd geweest als patient van de Valerius-kliniek te Amsterdam en als verpleegde in het gesticht te Den Dolder.

De herinnering aan de voortreffelijke behandeling daar van de zusters ondervonden, is wel de eerste aanleiding geweest van het plan van een zusterhuis, dat door mevrouw Dull is uitgevoerd, in de (testamentaire) beschikking over haar geliefd Beukenstein, en geheel ter ere van de nagedachtenis van haar enig kind, eens de hoop en lust der ouders, van wie de vader, de heer mr. Wilhelm Hendrik Gerard Dull reeds in 1876 overleed.

Moeder en zoon bleven ieder hun eigen leven leiden, vervreemd van alle verwanten, vooral in de laatste tijd.

Aan de familie wilden zij niets als erfgenamen nalaten. De heer Dull junior had een testament gemaakt, in 1922 in bewaring gegeven bij mijn voorganger notaris Godard te Zutphen, waarbij hij zijn moeder als enig erfgenaam benoemde, nevens een paar rechtstreekse legaten, haar opdroeg schikkingen te treffen ten behoeve van een vriend en van zijn trouwe hulp Evert de Graaf.

Mevrouw Dull heeft, evenals haar zoon, een olographisch testament gemaakt, dat op zaterdag 26 oktober 1929 aan mij, notaris Zwamborn, is overhandigd en inhoudt de oprichting van een stichting, die niet de naam mocht dragen van haar zelf, Johanna Henriette Quintus, noch van haar man, doch eenvoudig “Huize Beukenstein”, welke uiterste wil is bekrachtigd door het overlijden van mevrouw Dull op Pinkster-Zondag 24 mei 1931. Des woensdags daarna werd zij begraven bij haar zoon op Moscowa, uitgeleide gedaan door heel het personeel van Beukenstein en enkele vrienden, de beide verpleegsters en mij persoon, terwijl op het kerkhof de in Arnhem wonende familie aanwezig was.

Met haar dood heeft mevrouw Dull, in plaats van het uitgestorven gezin, aan haar huis nieuw leven geschonken, om onafhankelijk van komende en gaande geslachten, in de loop der tijden te getuigen van de liefde tot haar zoon, wiens jeugdbeeltenis in de eetzaal, zij door haar huisschilder van een onderschift heeft laten voorzien, in zeer korte trekken haar bedoeling duidelijk weergevende. Opvolgster in het tamelijk grote vermogen van de overledene zal de stichting Huize Beukenstein zijn, ten doel hebbende, de uitoefening van weldadigheid ten behoeve van en door protestantse verpleegsters.

Het was ongeveer 2 jaar geleden, dat ik kennis maakte met mevrouw Dull en mocht het geluk hebben, uit haar mond te vernemen, dat ik tot haar volkomen genoegen haar zaken voor haar heb geregeld. In de overtuiging, dat het niet zo gemakkelijk was, haar sympathie te verwerven, was mij dit een grote voldoening en geeft dit mij de moed, overeenkomstig de wens van de erflaatster, mij aan de stichting te verbinden als enig beheerder. In deze functie heb ik getracht, een bekwame en geschikte leidster te vinden voor de gang van zaken in het huis, nu het gezin zoveel groter wordt, als het geweest is. Ik meen daarin geslaagd te zijn met mejuffrouw P.G. Rutgers, die thans als interne directrice van het huis wordt geïnstalleerd, met de wens, dat het haar gegeven mogen worden, met lust en ijver zich te wijden aan een zeker voor haar niet geheel vreemde taak, maar welke toch bijzondere kwaliteiten vereist, nu het gezin meer of minder zal bestaan uit logees, die om de 14 dagen wisselen. Pas is men met elkaar op streek, of de tijd van scheiding is weer aangebroken en nieuwe gezichten vervangen de bekende.

Van harte hoop ik, dat zij dit vacantiehuis mag maken tot een zeer gewilde verblijfplaats, waar ieder, die er eenmaal geweest is, gaarne zal terug komen. De kosten behoeven geen bezwaar te zijn, want we stellen ons voor, dat de enige vergoeding onzer gasten zal bestaan in een vriendelijk herdenken der stichters, die in deze ogenblikken hulde worde gebracht voor de nobele daad der vergelding in grote stijl voor de liefde-arbeid der zusters, van wie twee mevrouw Dull haar laatste dagen hebben verzorgd: de dames Beumer en Brusse, die hier een blijvend gedeelte zullen vormen, voor zover haar werkzaamheden dat zullen toelaten.

Haar beiden heet ik nog bijzonder welkom, met het uitspreken der hoop, dat zij met de directrice, de eersten zullen zijn, voor het zorgen voor een prettig en gezellig thuis. Mede doe ik daartoe een beroep op allen, die hier tijdens het leven van mevrouw Dull reeds vertoefden.

Allermeest mag, naast de toewijding van het personeel, worden verwacht van de opgewekte stemming der gasten, van wie ik hier de eersten een bijzonder woord van welkom mag toevoegen.

Hopende, dat het haar goed moge bevallen en zij zo een levende reclame mogen zijn voor het tehuis, waarover God’s ogen steeds geopend mogen zijn om het tot in lengte van dagen aan zijn bestemming te laten voldoen.

Met hartelijke dank voor Uw sympathieke belangstelling, wens ik te eindigen en verklaar ik het zusterhuis “Huize Beukenstein” voor geopend.